De Vossenlintworm
Deze parasiet komt vooral voor in Centraal Europa, met name in Zwitserland en Zuid Duitsland. Hij wordt echter buiten dit gebied steeds vaker waargenomen, sporadisch ook in Nederland. De kans op besmetting is erg klein, maar de gevolgen zijn ernstig.
In een besmet gebied kunnen dieren zoals de vos, en eventueel ook de hond en de kat, deze parasiet met zich meedragen. Het is dan een klein wormpje in de dunne darm van de dieren. In de ontlasting van besmette dieren kunnen dan de eitjes van deze parasiet voorkomen, deze zijn niet te zien. Via opspattend regenwater kunnen die eitjes op bijvoorbeeld bosvruchten terecht komen. Als de consument deze zonder verhitting eet kan hij besmet raken. De kans hierop is echter erg klein, maar de ziekte is ernstig.
Het duurt meerdere jaren voor de verschijnselen aan de dag treden. Het gaat om een aantasting van de lever, genaamd alveolaire echinococcose. De verschijnselen zijn weinig specifiek en kunnen bestaan uit buikpijn, kortademigheid en/of geelzucht. Omdat deze verschijnselen zich pas laat voordoen, is de ziekte dan niet meer te behandelen. In totaal zijn er in Nederland twee gevallen bekend waarbij het erop lijkt dat de besmetting in het buitenland is opgelopen.
Bij vossen wordt onderzocht in welke mate de parasiet in de omgeving aanwezig is. Positieve vondsten zijn gedaan in Groningen en in Zuid-Limburg. In deze provincies is het dus zaak om voorzichtig te zijn met het eten van bosvruchten uit het wild. Het gaat om frambozen, bramen en bosbessen en ook om paddestoelen en "valfruit".
Het wassen van vruchten of paddestoelen vermindert het risico, maar sluit het niet helemaal uit. Koken neemt het risico wel volledig weg.