Wat te doen aan teken in het groen?
- Week van de teek
De ziekte van Lyme is sterk in opmars blijkt uit gegevens van het RIVM. Tussen 1994 en 2009 heeft het aantal mensen dat zich jaarlijks met symptomen van besmetting bij de huisarts meldt zich verviervoudigd tot 22.000. In Nederland loopt iedereen die zich begeeft in het groen, natuur, parken en tuinen, risico op tekenbeten.
Uit onderzoek van Wageningen Universiteit blijkt dat de meeste beten tijdens het wandelen in het bos worden opgelopen. Maar liefst een derde van de tekenbeten wordt tijdens het verblijf in de tuin opgedaan. Spelende kinderen in het bos en in de tuin lopen dus een relatief groot risico op een tekenbeet. Verder blijkt dat teken, hoewel met grote variatie tussen gebieden en in de tijd, veel voorkomen en regelmatig (schommelend rond 20%) besmet zijn met verschillende soorten Borrelia burgdorferi, de bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt.
De levensstadia van de teek
Om in te zetten op preventie van tekenbeten en daarmee het voorkomen van de ziekte van Lyme, is het belangrijk om te begrijpen hoe de teek uiteindelijk tot bijten komt. In Nederland is de schapenteek (Ixodes ricinus) verantwoordelijk voor verreweg de meeste tekenbeten. Deze teek kent drie actieve levensstadia: larf, nimf en volwassen. Voor iedere stap (vervelling) naar een volgend levensstadium is een bloedmaaltijd nodig, daarnaast eet de teek niets. Bij de bloedmaaltijd, die op diverse zoogdieren, vogels maar ook op reptielen kan plaatsvinden, kan de teek besmet raken met de veroorzaker van de ziekte van Lyme (verschillende soorten van de bacterie Borrelia burgdorferi). Na iedere bloedmaaltijd laat de teek zich van de gastheer vallen en kruipt vervolgens de bladlaag in om daar te vervellen. Na vervelling gaat de teek op zoek naar een nieuw slachtoffer door vanuit de bodem via de bladerlaag, vegetatie en takken omhoog te kruipen. Vervolgens wacht de teek geduldig op een passerend slachtoffer. Dat wachten kan lang duren, van enkele maanden voor de larven, tot meer dan een jaar voor de volwassen teken. Onder normale omstandigheden duurt de levenscyclus drie jaar, maar die kan ook in twee tot zes jaar plaatsvinden. Tijdens alle actieve levensstadia van de teek kunnen ze mensen bijten, echter larven zijn onbesmet en vormen dus geen risico voor de ziekte van Lyme. Het grootste risico voor het oplopen van de ziekte van Lyme wordt gevormd door de nimfen, die in grotere aantallen voorkomen dan de volwassen teken en in Nederland regelmatig besmet zijn.
Barrière tussen teek en mens
Om tekenbeten effectief te voorkomen kunnen preventieve maatregelen worden genomen, zoals beschermende kleding, regelmatige zelfcontrole en tekenwerende middelen als DEET. Maar bescherming tegen de teek kan ook door aanpassing van de leefomgeving, waardoor teken minder goed overleven of eenvoudigweg minder snel in contact komen met mensen.
Vooral op het gebied van de aanpassing van de leefomgeving van de teek ontbreekt het in Nederland aan gevalideerde methoden. In de Verenigde Staten, waar de ziekte van Lyme ook veel voorkomt, is hiervoor een ‘Tick management handbook’ opgesteld (Stafford III, 2007). Dit handboek geeft onder meer wetenschappelijk onderbouwde adviezen voor aanpassing van de leefomgeving van de teek, gericht op vegetatieaanpassingen, beheer van dierlijke gastheren en directe bestrijding van teken.
De methoden zoals beschreven in het handboek zijn opgesteld voor de Amerikaanse situatie, maar sommige lijken ook toepasbaar op de Nederlandse. Deze methoden richten zich voornamelijk op de kwetsbaarheden van de teek:
1. Geringe eigen verplaatsingsmogelijkheden
2. Gevoeligheid voor uitdroging
3.Afhankelijkheid van gastheren
4.Afhankelijkheid van een goed ontwikkelde strooisellaag.
Omdat teken zich op de grond niet ver verplaatsen en erg gevoelig zijn voor uitdroging, kunnen eenvoudige aanpassingen aan de vegetatie het contact tussen mensen en teken verminderen. Zo wordt in het Tick Management Handbook voorgesteld het gazon in tuinen en parken kort te houden en een barrière van bijvoorbeeld houtsnippers te creëren tussen ruigere begroeiing en paden, recreatieplaatsen of gazons. Ook wordt voorgesteld bij nieuwe aanplant planten te selecteren die geen natuurlijke gastheren aantrekken, zoals reeën en muizen.
Dergelijke maatregelen kunnen zowel in tuinen als in openbaar groen toegepast worden, maar zouden baat hebben bij validatie voor de Nederlandse situatie. Hoewel het er sterk op lijkt dat muizen in Nederland een hoofdrol spelen in de circulatie van Borrelia bacteriën in de natuur, moet ecologisch onderzoek uitwijzen welke andere gastheren een rol spelen bij de verspreiding van (geïnfecteerde) teken. Daarnaast zullen maatregelen moeten aansluiten bij de huidige wetgeving en de wensen van grondeigenaren. In het Amerikaanse handboek wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met tuinen die ingericht zijn om diverse vlinders en vogels aan te trekken.
Verdere maatregelen ter bestrijding van teken betreffen verschillende behandelingen van vegetatie en gastheren met (biologische) bestrijdingsmiddelen. Dergelijke methoden hebben ook potentie voor de Nederlandse situatie. Onderzoek naar de verspreiding van teken in Nederland, door teken overdraagbare parasieten (zoals Borrelia) en de mechanismen die hierbij een rol spelen, is van groot belang.
Feit is dat jagers, hoveniers en tuineigenaren overlast hebben van teken en dat grote groepen Nederlanders tekenbeten hebben. Een handboek dat eenvoudige en ecologisch verantwoorde richtlijnen geeft voor preventie van tekenbeten in het groen zou particulieren en professionele risicogroepen een handvat geven de tekenoverlast aan te pakken. Daarnaast zal alleen met een multidisciplinaire aanpak de Lyme-problematiek bestreden kunnen worden.
Hoe jaagt de teek?
Voor de overleving van teken is de laag dood plantenmateriaal op de bodem van groot belang. Teken kruipen vanuit deze laag via de vegetatie van 0 (larven) tot maximaal 1,5 meter (volwassenen) omhoog op zoek naar hun gastheren, mits de omgeving niet te droog is. Uitdroging is het grootste gevaar voor de teek. De teek wacht geduldig tot een dier of mens voorbij loopt, om zich vervolgens vast te grijpen. Eenmaal op het lichaam loopt de teek zelf, soms met een snelheid van een meter per minuut, naar een plaats waar ze zich kan vastbijten. Teken kunnen dus niet springen, het overgrote deel belaagt ons van onderaf uit de vegetatie.
Bronnen
Gassner, F, A.J.H. van Vliet, S.L.G.E. Burgers, F. Jacobs, P. Verbaarschot, K.E. Hovius, S. Mulder, N. O. Verhulst, L. S. van Overbeek & W. Takken. Geographic and temporal variation in population dynamics of Ixodes ricinus and associated Borrelia infections in The Netherlands. Vector-Borne and Zoonotic Diseases. Ahead of print. doi:10.1089/vbz.2010.0026. Hofhuis, A., M. G. Harms, J. W. B. van der Giessen, H. Sprong, D. W. Notermans, and W. van Pelt. 2010b. Ziekte van Lyme in Nederland 1994- 2009: Aantal huisartsconsulten blijft toenemen. Is voorlichting en curatief beleid genoeg? Infectieziekten Bulletin 21: 84-87. Stafford III, K. C. 2007. Tick Management Handbook. The Connecticut Agricultural Experiment Station.
Takken, W.; Vliet, A.J.H. van; Overbeek, L.S. van; Gassner, F.; Jacobs, F.; Bron, W.A.; Mulder, S. 2008. Teken, tekenbeten en Borrelia infecties in Nederland deel II: april 2008:update met gegevens van 2006 en 2007. Wageningen, Wageningen Universiteit